De toeristische wortels van Saint-Gervais zijn helemaal niet in de sneeuw gelegen. Ze gaan veel dieper. Tot wel drieduizend meter. Daar liggen de thermale bronnen. Wanneer het dampende water weer naar boven borrelt, hebben de druppels een reis van ruim zesduizend jaar achter de rug.
Onderweg hebben zij zich verrijkt met heilzame mineralen. Daarover straks meer. Bedoeling van deze reis is dat ik, fervente wintersporter, ga kennismaken met de sportieve mogelijkheden die deze bergen zomers te bieden hebben. In de winter ben ik al enkel enkele malen in dit wintersportoord, dat deel uitmaakt van Evasion Mont-Blanc, geweest. Nu staat bergwandelen en mountainbiken op mijn programma.
Samen met Coralie Roubeau van de toeristische dienst begin ik de eerste dag van mijn sportief verblijf vrij rustig. Vanuit Saint-Gervais, gelegen op 850 meter hoogte nemen we een achtpersoonsgondel naar Mont D’Arbois (1824 meter) om te gaan wandelen. Ongeveer halverwege hadden we ook op 1400 betere hoogte kunnen uitstappen in Le Bettex. Een groepje mountainbikers gaat voor ons de gondel in. Hun bikes zetten ze rechtop, leunend op het achterwiel. Wat mij opvalt, is de leeftijd van de mountainbikers. De vijftigers hebben de overhand. En niet alleen mannen. Mooi vind ik dat. Jong geleerd, oud gedaan. Het weer is aan de sombere kant en toch zijn de weergoden met ons. De voorspellingen voor deze week zijn bar slecht. Vooral zware regenbuien zouden ons lot zijn. Ik kan nu al verklappen dat dit niet is gebeurd. Tenminste niet op de momenten dat we buiten waren. Vooral ’s avonds en ’s nachts werden de bergen gewassen. We krijgen wel te maken met mistflarden, waardoor ons ‘de beloofde’ panoramische uitzichten worden onthouden. De top van de Mont-Blanc, die normaal schittert tegen de blauwe hemel, blijft om die reden voor mij verborgen. Jammer voor de ervaring en de foto’s. Maar ja, de bergen zijn de volle natuur en op de grillen van de natuur hebben we geen invloed. We zijn allang blij dat we de gezonde berglucht kunnen opsnuiven zonder ons doornat te laten regenen.
Hoger voor beginners
Bij Mont d’Arbois zijn werken aan de gang. Bij het splinternieuwe overdekte rollende tapijt voor de beginnersgroepen van de sneeuwklassen, komt nu ook een fitness-parkoers voor kinderen. “Op het fitness-parkoers kunnen ze straks het hele jaar door spelen,” zegt Coralie. “We zijn zeer tevreden dat we de sneeuwklassen voor alle beginners, dus niet alleen voor kinderen, hebben verhuisd van Le Bettex naar Mont d’Arbois. Hier hebben ze twee keer zoveel ruimte. Bovendien ligt het ruim vierhonderd meter hoger. Dat betekent betere sneeuw en mooiere uitzichten.” De laatste woorden zegt ze met een lach op haar gezicht, omdat ons zicht nu wel heel beperkt is. Aan de andere kant van de Mont d’Arbois ligt het skidomein van Megève, dat ook deel uitmaakt van Evasion Mont-Blanc.
Wij wandelen terug naar Le Bettex. Onderweg toont Coralie mij een kaart met twaalf hiking-routes. Voor de meeste staat een wandeltijd van drie kwartier tot drie à vier uur, met uitschieters van vijfenhalf en zelfs zeven uur. Het mooie van het wandelen in de lente en de zomer is dat de bergen in bloei staan. Ook al heb ik geen idee hoe allemaal die bloemetjes heten, ik kan er wel van genieten. Net zoals van het rustgevende geluid van de koeienbellen die van kilometers ver te horen zijn.
Trotse burgemeester
We gaan lunchen in Le Brasserie de Mont-Blanc, in het centrum van Saint-Gervais. Het is zowaar mooi weer, de zon laat zich zien, we besluiten op het terras te gaan eten. In tegenstelling tot veel Franse wintersportoorden is Saint-Gervais nog een authentiek bergdorp. Dankzij het succes van de thermen heeft het ook, architectonisch gezien, een rijke uitstraling. Dat eigen karakter krijg ik die avond nog overvloedig te horen van burgemeester Jean-Marc Peillex. Wij zijn uitgenodigd om met hem te barbecueën in Le Galeta, een sfeervol, karakteristiek bergrestaurant in het dorp. Sinds 2001 is hij burgemeester, maar hij zit al in de gemeenteraad sinds 1983. Kortom, een niet te passeren man in het hedendaagse Saint-Gervais. Terwijl ik mijn stukjes rundvlees en kip op de kleine tafelbarbecue goed in de gaten hou, stapelt hij bewijs op bewijs dat Saint-Gervais zijn ziel niet heeft verloochend. Wat, in zijn ogen, wel gebeurd is in het nabij gelegen Chamonix en Megève. In Chamonix schijnen veel Engelse ondernemers actief te zijn en in Megève – benadrukt de burgemeester – regeert het grote geld. Veel autochtone bewoners hebben hun gronden en huizen voor hoge bedragen verkocht aan rijke Fransen en buitenlanders, die er maar een beperkte tijd van het jaar verkeren. “Wij hebben nu zelfs meer permanente inwoners dan Megève,” beklemtoont hij, “terwijl dat in het begin van mijn politieke loopbaan beduidend anders was.” Saint-Gervais telt overigens nog geen zesduizend vaste inwoners, maar is wel gestaag gegroeid. Zo’n trotse burgemeester mag ik wel, al denk ik tegelijkertijd: wat zou het mooi zijn om morgen te gaan eten met de burgemeesters van Chamonix en Megève om hun verhaal te horen. Grote kans dat ze net zo tevreden zijn als hun collega in Saint-Gervais. Later verneem ik van Coralie nog een mooi wapenfeit over haar burgemeester. In Saint-Gervais kun je overal gratis parkeren, zelfs in de overdekte parkeergarage. Dat gratis parkeren, vertelt zij, was niet naar de zin van de Franse Spoorwegen die op hun terrein bij het station wel parkeermeters wilde plaatsen. “Daar is onze burgemeester volledig voor gaan liggen, het is dan ook niet gebeurd.”
Tramway richting Mont-Blanc
Ook al heb ik mijn eigen stevige wandelschoenen bij, ze worden door de gids niet goed genoeg bevonden om te gaan hiken op 2400 meter hoogte. Op de rotsachtige gedeeltes zou het nog wel gaan, maar op de besneeuwde stukken moet ik ‘crampons’ onder mijn schoenen hebben – stijgijzers. We gaan schoenen en stijgijzers huren bij Blanc Sport. De winkel is niet zo groot, maar staat vol met benodigdheden voor alpinisme. Materiaal dat de echte alpinisten nodig hebben om op de 4810 meter hoge top van de Mont-Blanc te komen. Volgens mijn gids doen dat toch elke zomer zo’n tweeduizend mensen. Dat is ook de periode, van begin juni tot eind september, dat de drie berghutten onderweg bemand zijn.
De hiking is vooral populair omdat de bergwandelaars met een tandradbaan al naar 2372 meter worden gebracht. Deze Tramway du Mont-Blanc rijdt al naar boven sinds 1904. Het eindstation Nid d’Aigle is het hoogst gelegen station van Frankrijk. De adembenemende rit over ongeveer tien kilometer duurt een goed uur. Goedkoop is het niet, bijna 40 euro (heen en terug), maar aan de andere kant is het wandelen in de bergen gratis. Bovendien vind ik de rit op zichzelf al een spectaculaire attractie. Voor gezinnen (twee volwassenen en twee kinderen tot veertien jaar) is er trouwens een stevige korting. Ik zie een aantal medepassagiers die, gezien hun uitrusting, vast van plan zijn om morgen op de top te staan. Mijn gids vertelt dat ze vanavond zullen slapen in de berghut Aiguille du Goûter op 3863 meter hoogte om morgen in alle vroegte te beginnen aan het laatste, bijzonder zware, gedeelte. Dezelfde dag keren ze weer terug naar Saint-Gervais. “Wie daar aan begint,” zegt hij, “moet een berggids meenemen. Zonder is echt te gevaarlijk.” Ik ben een debutant, en de meeste van mijn groepje zijn dat ook. Wij gaan maar een stukje omhoog.
Enigszins jaloers kijk ik toch de getrainde wandelaars, die hun droom gaan waarmaken, na. Maar zelfs zonder nog maar een stap te hebben gezet, vind ik het nu al prachtig. Gelukkig heb ik wel een goede conditie en is er met mijn wandelspieren ook niets mis. Op de rotsachtige hellingen is het wel goed uitkijken waar je je voeten zet. Vooral omdat de rotsen door de smeltende sneeuw nat zijn. Soms wandelen we door een heel dun laagje water. De gehuurde schoenen zijn voortreffelijk. Van uitglijden is geen sprake en ze zijn ook waterdicht. Wanneer we de sneeuw bereiken, gaan de stijgijzers met de scherpe punten onder. Ik heb het gevoel dat mijn ski-ervaring mij helpt bij het horizontaal wandelen op een steile helling. Tijdens de pauzes hou ik bewust mijn gewicht op de ‘dal-schoen’. Waar wij wandelen, is het ongelooflijk rustig. Bij het uitstappen uit het bergtreintje was het even een gekrioel, maar onderweg zie ik buiten mijn eigen groepje al snel niemand meer. Wie we ook niet zien, zijn gemzen en steenbokken. Bij helder weer schijnt die kans zeer groot te zijn. Tenminste volgens onze gids.
Eigenwijze Hollander
Op de terugweg in de historische Tramway raak ik in gesprek met een in Frankrijk wonende Nederlander die samen met een Franse vriend vandaag gehoopt had de top van de Mont-Blanc te bereiken. Vanochtend om drie uur waren ze vanuit hun berghut op pad gegaan, maar eenmaal boven de 4000 meter besloten ze hun tocht te staken. “Door de mist was het zicht zeer slecht,” zegt hij, “het risico op ongevallen werd gewoon te groot. Door de wind waren onze voetstappen in de sneeuw binnen vijf minuten uitgewist.” Over het inhuren van een gids had hij niet eens nagedacht. “Ik heb genoeg ervaring in de bergen om het zelf te kunnen bepalen.” Eigenwijs, maar wel verstandig. Hij is tenslotte teruggekeerd. Even later zegt hij dat een deel van die ervaring gestoeld is op zijn vijfjarig verblijf in het Franse Vreemdelingenlegioen. Dat verklaart veel. Op het station Bellevue op 1801 meter stapt een gezin met tienerkinderen in. De moeder vertelt mij dat zij deze morgen met de Tramway naar het eindpunt Nid d’Aigle zijn gegaan en vandaar naar beneden zijn gewandeld. “Het was een schitterende wandeling,” zegt ze. “Soms zijn de paden wel wat smal, maar dan zijn er gelukkig kettingen waar je je aan vast kunt houden. We hebben er tweeënhalf uur over gedaan. Echt een aanrader.”
Showtime in Saint-Gervais
In de namiddag zijn we terug in Saint-Gervais. Het is showtime. Op het dak van de parkeergarage speelt een band blues-nummers. ‘Op het dak’ klinkt natuurlijk wat vreemd, maar dit dak ligt gedeeltelijk op straatniveau. Aan de andere kant kijk je wel naar beneden. Het is een gratis concert voor de zomertoeristen. Stoelen staan er niet, maar wel reusachtige kussens waar een hele familie op kan liggen.
Ik luister een half uurtje en ga vervolgens door het dorp wandelen. Er zijn opvallend veel winkeltjes met lokale ‘Montagnard’ specialiteiten. De belangrijkste voor mij is een kaaswinkel. Wanneer ik in Frankrijk ben, koop ik steevast Abondance – mijn favoriete kaas. De koop zelf stel ik nu even uit. Dat is voor de laatste dag. Ik ga wel even binnen in Maison Forte de Hautetour. Een verplicht bezoek, zou ik bijna zeggen, voor bergwandelaars die Mont-Blanc-dromen hebben. Naast enkele films over de tocht naar de top, krijg je daar ook veel praktische informatie voorgeschoteld.
Uitdagende mountainbike toer
Met een minibusje gaan we met zes personen naar Le Bettex. Daar wacht mountainbike-gids Miguel ons op. Bij deze gondelhalte huren we de e-mountainbikes. In de Spaanse provincie Valencia heb ik daar ook al eens mee gereden, maar die routes liepen hoofdzakelijk over redelijk harde en vlakke paden. Dit is andere koek, merk ik al snel. Na vijfhonderd meter glij ik al uit over een nat, modderig stuk ondergrond. Op wat blubberhanden na, valt de schade mee, maar ik ben gewaarschuwd. Keien, boomwortels en door waterstroompjes ontstane gleuven in het wegdek zorgen er voor dat het van het begin tot het eind een spannende rit blijft. De e-ondersteuning helpt natuurlijk geweldig, maar is niet altijd genoeg om op de steile gedeeltes boven te geraken. Daarvoor ontbreekt mij de nodige stuur- en traptechniek. En als je op een helling stilvalt, is er maar één oplossing: je mountainbike naar boven duwen. Dat overkomt mij, net zoals mijn meeste metgezellen, ook beginners, meerdere malen.
Toch blijven we het leuk vinden. Aanvankelijk rijden we door het bos, vervolgens langs alpenweiden, waar we nagestaard worden door koeien. Na een thee in Refuge Pochery beginnen we aan de afdaling. Dan kom ik in mijn element. Het is ongelooflijk uitkijken, maar van snelheid geniet ik. Zonder kleerscheuren leveren we onze mountainbikes weer in. Het was mooi, maar ik denk wel dat het verstandig is om een keertje mountainbike-les te nemen. Mountainbiken is toch echt wel anders dan fietsen. Omdat het lunchtijd is, besluiten we in Le Bettex wat te gaan eten. Dat kan uitstekend in restaurant Le Spot. Gastvrij worden we door de patron ontvangen, maar hij vraagt ons wel om even geduld te hebben zodat hij de gelegenheid heeft om de beklede zetels te vervangen door plastic stoelen. Ik begrijp wel waarom. De opspattende modder, zie ik in de toiletspiegel, heeft zelfs mijn nek bereikt.
Een geschenk van 6000 jaar
Saint-Gervais verlaten zonder in de thermale wateren te hebben gelegen, kan natuurlijk niet. De thermen liggen in een groot, mooi aangelegd park. Een prachtige entree. Door de weelderige rijkdom aan natuur raak ik bij het binnenrijden al ontspannen. De ontstaansgeschiedenis van de thermen vind ik ook een ontroerend verhaal. Herders kwamen met hun kuddes graag rond de bron grazen, omdat de vegetatie hier eerder bloeide. Dat wekte ook de nieuwsgierigheid van wetenschappers. Zij ontdekten de geneeskrachtige waarde van het water. Het bleek goed te zijn voor tal van reumatische aandoeningen. Ook patiënten die lijden aan epilepsie of scheurbuik hadden er baat bij. Een ongelooflijke promotie voor de thermale baden kwam in 1961. Toen vatte het balletpak van de in Frankrijk bekende danseres Janine Charrat vlam door een noodlottig ongeval met een kaars, met als gevolg ernstige brandwonden over minstens de helft van haar lichaam. Na verschillende operaties verbleef ze een jaar in de thermen om haar gehavende lichaam te verwennen met het bronwater. Met het ongelooflijke resultaat dat ze daarna weer kon dansen. Zelf ben ik mij niet bewust van enig lichamelijk probleem, net zoals de meeste andere gasten niet, denk ik, die naast mij in het aangename warme water liggen. De huidige thermen doen mij meer denken aan een mooi wellnesscentrum. Ook hier heb je keuze uit verschillende sauna’s. Maar ik beleef het nu toch anders. In een ‘gewoon’ wellness centrum kom ik voor de sauna, het dompelbad en de relaxruimte en negeer ik het liefst het zwembad, terwijl ik het nu precies andersom doe. Mijn belangstelling is volledig gericht op het heilzame water en niet op de ‘bakovens’. Zwembad is overigens geen goede omschrijving voor het binnen- en buitenbad. Niemand zwemt hier. Men ligt, zit of staat in het water al dan niet verwend door massagestromen. Het is heerlijk. Ik zou hier met gemak een halve dag kunnen vertoeven. Een schitterend moment komt wanneer het hard begint te regenen. Frisse nieuwe druppels, terwijl ik mij tegelijkertijd laat omringen door regendruppels van ruim zesduizend jaar geleden. Ik geniet.